Nederland zet koers naar inzet van staatshackers
In dit artikel:
De vernieuwde Defensie Cyber Strategie DCS 2025, die minister Ruben Brekelmans en staatssecretaris Gijs Tuinman naar de Tweede Kamer hebben gestuurd, maakt offensieve cyberoperaties expliciet onderdeel van het defensiebeleid. Defensie wil, indien nodig, binnen kunnen dringen in systemen van kwaadwillenden om lopende activiteiten te achterhalen en aanvallen onschadelijk te maken nog voordat ze plaatsvinden; ook het onbruikbaar maken van digitale wapens tijdens gewapende conflicten behoort tot de mogelijkheden.
De aanleiding is de toenemende cyberdreiging, met name uit Rusland en China, en het besef dat veel confrontaties zich in de ‘grijze zone’ tussen oorlog en vrede afspelen. Demissionair minister Brekelmans zegt dat een proactieve, permanente inzet nodig is om agressieve cyberactoren sneller te onderkennen en verstorend op te treden bij conflictsituaties.
Omdat zulke acties tegen juridische grenzen kunnen aanlopen, werkt Defensie aan aanpassingen in wetgeving en nieuwe regels; een voorbeeld is het voorstel voor de Wet op de defensiegereedheid (Wodg) die ruimte moet scheppen voor de nieuwe cybertaken. Als precedent wijst de nota op Amerikaanse toestemming voor preventieve intrusies in Russische systemen bij risico’s zoals verkiezingsmanipulatie.
Personeelstekort en aantrekkelijkheid van functies zijn cruciaal: door militairen ook offensief te laten optreden hoopt Defensie makkelijker hackers en cyberspecialisten aan te trekken. De uitvoering vereist daarnaast nauwere samenwerking met bedrijven, kennisinstellingen, andere overheden en bondgenoten; daarvoor komt een Militair Cyberliaison Netwerk en richt de MIVD een Cyber Fusion Cell op om defensiebreed cyberinformatie te verzamelen en te delen.
Staatssecretaris Tuinman formuleert het kernidee scherp: data en algoritmes zijn tegenwoordig sleutel tot gevechtskracht — "it ís gevechtskracht" — en het versterken van digitale fundamenten vergroot de operationele slagkracht. Tegelijk roept de voorgestelde koers vragen op over toezicht, internationale normen en de precieze juridische en ethische grenzen van staatsgeoriënteerde hackacties.